Probleemoplossing bij alarmen en waarschuwingen
Sta uitsluitend gekwalificeerde medewerkers toe de volgende taken uit te voeren. Alle veiligheidsvoorschriften in deze handleiding en in alle andere relevante documentatie in acht nemen.
Gebruik de codes voor Probleemoplossing samen met andere documentatie van de systeemhandleiding om acties te voltooien om alarmmeldingen die vermeld zijn in het Activiteitenlogboek op te lossen.

Melding |
Poederflow laag |
Correctieve maatregel VT |
Controleer of luchttoevoerdruk hoger is dan 100 psi (6,9 bar). Controleer of de flowslangen naar de pomp niet verstopt zijn. Controleer de bedrading van de doseerklep VY1B op kortsluitingen of onderbrekingen van J5-pennen 1, 2 en 3 op de moederkaart. Vervang de doseerklep. |
Correctieve maatregel HD |
Controleer of luchttoevoerdruk hoger is dan 90 psi (6,2 bar). Controleer of de poedertoevoerslang naar het spuitpistool niet verstopt is. Controleer of er geen poederslangen verstopt zijn in de pomp. Controleer of de interne drukregelaar is ingesteld op 85 psi (5,9 bar) met het pistool AAN getriggerd. Controleer op verstopping in de doseerklep. Controleer op vervuiling met olie of water. Controleer op vervuiling met olie of water in de transducerfilters door de printplaat van het verdeelblok te verwijderen. Vervang filters met een filterservicepakket. |

Melding |
Poederflow hoog |
Correctieve maatregel VT |
Controleer of luchttoevoerdruk hoger is dan 100 psi (6,9 bar). Controleer of de flowslangen naar de pomp niet verstopt zijn. Controleer de bedrading van de doseerklep VY1B op kortsluitingen of onderbrekingen van J5-pennen 1, 2 en 3 op de moederkaart. Vervang de doseerklep. |
Correctieve maatregel HD |
Controleer of de luchttoevoerdruk lager is dan 110 psi (7,6 bar). Controleer of de interne drukregelaar is ingesteld op 85 psi (5,9 bar) met het pistool AAN getriggerd. Controleer op vervuiling in de doseerklep. Controleer op contaminatie van de olie/het water. Met de pistooltrigger UIT, controleer of er geen lucht uit de poort lekt. Als er lucht lekt, verwijdert u de doseerklep en reinigt u deze. Als er geen lucht lekt, plugt u de 8 mm poederaflevingspoort dicht en voert u de Procedure voor nulijking uit. Controleer op vervuiling met olie of water in de transducerfilters door de printplaat van het verdeelblok te verwijderen. Vervang filters met een filterservicepakket. |

Flow verstuivingslucht laag |
|
Melding HD | Patroonluchtwaarde laag |
Correctieve maatregel VT |
Controleer of luchttoevoerdruk hoger is dan 100 psi (6,9 bar). Controleer of de verstuivingsluchtslangen naar de pomp niet verstopt zijn. Controleer de bedrading van de doseerklep VY1B op kortsluitingen of onderbrekingen van J5-pennen 4, 5 en 6 op de moederkaart. Vervang de doseerklep. |
Correctieve maatregel HD |
Controleer of luchttoevoerdruk hoger is dan 90 psi (6,2 bar). Controleer of de luchtslang naar het spuitpistool niet verstopt is. Controleer of de interne drukregelaar is ingesteld op 85 psi (5,9 bar) met het pistool AAN getriggerd. Controleer op verstopping in de doseerklep. Controleer op vervuiling met olie of water. Controleer op vervuiling met olie of water in de transducerfilters door de printplaat van het verdeelblok te verwijderen. Vervang filters met een filterservicepakket. |

Stroom verstuivingslucht hoog |
|
Patroonluchtwaarde hoog |
|
Correctieve maatregel VT |
Controleer of luchttoevoerdruk hoger is dan 100 psi (6,9 bar). Controleer of de verstuivingsluchtslangen naar de pomp niet verstopt zijn. Controleer de bedrading van de doseerklep VY1B op kortsluitingen of onderbrekingen van J5-pennen 4, 5 en 6 op de moederkaart. Vervang de doseerklep. |
Correctieve maatregel HD |
Controleer of de luchttoevoerdruk lager is dan 110 psi (7,6 bar). Controleer of de interne drukregelaar is ingesteld op 85 psi (5,9 bar) met het pistool AAN getriggerd. Controleer op vervuiling in de doseerklep. Controleer op contaminatie van de olie/het water. Trigger het spuitpistool UIT en zet de storing terug. Als de storing opnieuw optreedt zonder dat het spuitpistool AAN is getriggerd, verwijdert u de 6 mm blauwe slangen voor patroonlucht en controleert u deze op luchtlekkages. Zorg ervoor dat het pistool UIT is getriggerd. Controleer of er geen lucht uit de poort of de pompbesturing lekt. Als er lucht lekt, verwijdert u de doseerklep en reinigt u deze. Als er geen lucht lekt, plugt u de 6 mm patroonpoort dicht en voert u de Procedure voor nulijking uit. Controleer op vervuiling met olie of water in de transducerfilters door de printplaat van het verdeelblok te verwijderen. Vervang filters met een filterservicepakket. |

Hoge stroomwaarde |
|
Maatregelen |
Controleer de pistoolkabel op kortsluitingen. Controleer op een defecte versterker met behulp van een kV Vervang de kabel als deze beschadigd blijkt. Vervang de versterker als deze defect is. Raadpleeg de spuitpistoolhandleiding voor informatie over reparatie en onderdelen. |

Flodback hoge stroomwaarde |
|
Correctieve maatregel VT |
Deze storing kan zich voordoen als het pistooluiteinde bij het spuiten in aanraking komt met een geaard werkstuk. Bij deze storing schakelt de elektrostatische uitgang UIT. Laat de trigger los om de storing terug te zetten en het spuiten te hervatten. Los de fout op het scherm Activiteitenlogboek van de systeemcontroller op. Trigger het pistool weer AAN. Als de storing opnieuw optreedt, koppelt u binnenin het pistool (J2) de hoogspanningsvoeding van het spuitpistool los van de pistoolkabel en triggert u het pistool AAN. Zie de procedure Voeding vervangen in de handleiding voor het spuitpistool. Als de code 0x2011u niet opnieuw wordt weergegeven maar wijzigt in 0x3010u Onderbreking pistool, controleert u of er problemen zijn met de hoogspanningsvoeding. Als de helpcode 0x2011u wel terugkomt, schakel dan de hoogspanningsvoeding uit en controleer de doorgeleiding van de pistoolkabel. Vervang deze als deze kortsluiting geeft. Verricht de Geleidingstests voor pistoolkabel beschreven in de pistoolhandleiding. |
Correctieve maatregel HD |
Deze storing kan zich voordoen als het pistooluiteinde bij het spuiten in aanraking komt met een geaard werkstuk. Bij deze storing schakelt de elektrostatische uitgang UIT. Laat de trigger los om de storing terug te zetten en het spuiten te hervatten. Los de fout op het scherm Activiteitenlogboek van de systeemcontroller op. Trigger het pistool weer AAN. Als de storing opnieuw optreedt, koppelt u binnenin het pistool (J2) de hoogspanningsvoeding van het spuitpistool los van de pistoolkabel en triggert u het pistool AAN. Zie de procedure Voeding vervangen in de handleiding voor het spuitpistool. Als de code 0x2011u niet opnieuw wordt weergegeven maar wijzigt in 0x3010u Onderbreking pistool, controleert u of er problemen zijn met de hoogspanningsvoeding. Als de helpcode 0x2011u wel terugkomt, schakel dan de hoogspanningsvoeding uit en controleer de doorgeleiding van de pistoolkabel. Vervang deze als deze kortsluiting geeft. Verricht de Geleidingstests voor pistoolkabel beschreven in de handleiding bij uw spuitpistool. |

Storing in uA |
|
Maatregelen |
Controleer of kV is ingesteld op maximum 100 kV, trigger het pistool AAN en bekijk de weergave voor µA op het scherm van de systeemcontroller. Als voor µA nog steeds > 75 µA wordt weergegeven, ook wanneer het pistool zich op meer dan 1 meter (ca. 3 ft) afstand van een geaard oppervlak bevindt, controleert u de pistoolkabel of de hoogspanningsvoeding van het pistool. Raadpleeg de spuitpistoolhandleiding voor procedures. |

Gun Open (Onderbreking pistool) |
|
Maatregelen |
Trigger het pistool en let op het scherm van de systeemcontroller. Als de µA-feedback gelijk is aan 0, controleer dan op een losse kabelaansluiting bij de pistoolaansluitbus. Controleer op een losse aansluiting aan de hoogspanningsvoeding binnen in het pistool. Verricht de Geleidingstests voor pistoolkabel beschreven in de pistoolhandleiding. Als de kabel en de aansluitingen in orde blijken, controleert u de hoogspanningsvoeding in het spuitpistool. |

Uitgang vast op hoge waarde |
|
Maatregelen |
Controleer of kV is ingesteld op 0 en of het pistool UIT is getriggerd. De µA-waarde op de systeemcontroller zou 0 moeten zijn. Als de µA-waarde hoger ligt dan 0, moet de apparaatbesturing worden vervangen. Controleer of het triggerpictogram op de bediening uit staat. |

Correctieve maatregel VT |
Controleer het bedragingsschema van de J4-pennen 5 en 6 op de moederkaart. |
Correctieve maatregel HD |
Controleer de J4-bedrading op het pompverdeelblok. |

Trigger AAN tijdens opstarten |
|
Maatregelen |
Deze code wordt weergegeven wanneer het pistool AAN wordt getriggerd terwijl het systeem wordt ingeschakeld. Zet het systeem UIT, wacht enkele seconden, zet het systeem weer AAN en zorg daarbij dat het spuitpistool niet AAN is getriggerd. Als de storing terugkomt, controleer dan op een slechte triggerschakelaar. Raadpleeg de spuitpistoolhandleiding voor informatie over reparatie en onderdelen. |

Geen CAN-verbinding |
|
Maatregelen |
Controleer op een loszittende besturingskaart van het apparaat. Plaats deze indien nodig opnieuw. Controleer op een losse CAN-verbinding op de mini-moederkaart J1. Controleer op een slechte verbinding op de M12-netwerkkabel van het apparaat op de pompbesturing. Controleer op een slechte verbinding op de M12-systeemcontrollerkabel. Als CAN-verbindingen veilig zijn maar de fout zich blijft voordoen, vervang dan de kabel. Leid de netwerkkabel uit de buurt van elektrostatische bronnen zoals hopper, pistoolkabels en poederslang. Controleer op juiste aarding. |

Fout LIN-bus |
|
Correctieve maatregel HD |
Voer de Geleidingstests voor pistoolkabel in de handleiding voor het spuitpistool uit om de J3-verbinding te testen. Vervang de kabel als u een onderbreking of kortsluiting vindt. Als de pistoolkabel in orde is, vervangt u de displaymodule van het pistool. |